Schrijf in op onze mailing lijsten !
Wist U dat veruit de meeste items door ons verkocht worden via onze gerichte E-mail mailing lijsten? U kunt zich daarvoor gratis aanmelden.
Klik hieronder voor het dan door U in te vullen aanvraag formulier
diverse literatuur met betrekking tot plateel...deel 3/3
door Yvonne Brentjens
De plaats van Rozenburg binnen de nieuwe kunst.
De correspondentie die deel
uitmaakt van het Rozenburgarchief levert niet alleen een boeiend beeld op van
hetgeen zich op bestuurlijk niveau binnen de muren van de Fabriek afspeelde.
Minstens zo waardevol is dezelfde bron als het gaat om de plaatsbepaling van de
Fabriek binnen het algemene artistieke klimaat dat Nederland destijds beheerste.
De vele en vaak levendige briefwisselingen die bewaard zijn gebleven, leveren
het beeld op dat Rozenburg middenin de maatschappij stond en connecties had met
iedereen die in die tijd op artistiek gebied iets voorstelde. De leden van het
schilderkunstig genootschap Pulchri Studio met Hendrik Willem Mesdag (1831-1915) als vlaggendrager voorop. De docenten van de Haagse academie.
T.A.C. Colenbrander/Rozenburg Den
Haag, twee stellen vazen, 1887-1888, hoogte 44,5cm Collectie Gemeentemuseum
Den Haag
De opkomende generatie van gemeenschapskunstenaars
die in de tegeltableaus van Rozenburg een nieuwe artistieke uitdaging zagen. En
al die andere ontwerpers en architecten die hun vernieuwingsdrang ook wel eens
op klei wilden botvieren. Die constatering werpt ook meteen de vraag op welke
positie de fabriek inneemt binnen de periode van de Nieuwe Kunst, de Nederlandse
bijdrage aan de internationale kunstnijverheidsbeweging van rond 1900. Rozenburg
had weliswaar de statuur van een fabriek, in werkelijkheid was de minder
industrieel klinkende term 'plateelbakkerij' beter op zijn plaats. In totaal
hebben zo'n 300 schilders bij Rozenburg gewerkt, onder wie 200 niet langer dan
drie jaar. In het topjaar 1900 telde de schilderszaal zo'n 70 schilders. Het
grootste deel van de versieringen werd echter door een klein aantal meesters en
chefs uitgevoerd. Zij werkten met leerlingen die doorgaans niet ouder waren dan
15 jaar wanneer ze bij Rozenburg in dienst kwamen. Om zich nader in het vak te
bekwamen, volgden deze pupillen verplicht de winteravondcursus aan de Haagse
academie en werden zij binnen de fabriek verder opgeleid volgens het
leerlingmeesterstelsel. Het eenvoudige werk werd door leerlingen gedaan, de
afwerking door de schilders zelf. Voor zover Rozenburgstukken geen stel vormen
of onderdeel uitmaken van een koffie- en theeservies, zijn geen twee voorwerpen
van hetzelfde model op dezelfde wijze versierd. In die gevallen waarin in grote
aantallen werd gewerkt, zijn in ieder geval de kleuren verschillend en zijn er
ook lichte afwijkingen in de tekening.
T.A.C. Colenbrander/Rozenburg Den
Haag, kastel Anjelier, 1889, hoogte 35 en 27,5cm Collectie Gemeentemuseum Den
Haag
Het leerling-gezel-meestersysteem dat binnen Rozenburg
met straffe hand werd gehanteerd, deed in de jaren van de Nieuwe Kunst
ogenschijnlijk 'voorbeeldig' aan. In de ogen van vooruitstrevende ontwerpers gold
het middeleeuwse gildensysteem destijds immers als een gelukmakende factor
binnen de kunstnijverheid. Al vroeg was het humane stelsel door de katholieke
bouwmeester Pierre Cuypers (1827-1921) in ons land ingevoerd, maar het kwam in
kunstnijverheidskringen pas tot ontwikkeling nadat het door de Britse arts and
crafts kunstenaar William Morris (1834-1896) als de enige uitweg uit de
industriele repressie was aangeprezen. Toen de Engelse keramist Frederik Rhead
(1857-1933) in 1898 een bezoek aan de Haagse fabriek bracht was hij uiterst
opgetogen over het ambachtelijke karakter van de routineuze fabrieksmatigheid
die in zijn eigen land al zozeer de boventoon voerde.
En toch laat de
Haagse aardewerk- en porseleinfabriek Rozenbug zich maar moeilijk inpassen in de
Hollandse episode van gemeenschapskunst. Het probleem schuilt vooral in het feit
dat de eigen schilders van de fabriek toch vooral uitvoerders bleven. Weliswaar
ontwierpen de belangrijkste meesterschilders steevast hun eigen decors. Maar de
vormentaal de zij hanteerden, diende zich uiteindelijk wel te voegen naar het
algehele stijlenrepertoire dat door hogerhand werd gedicteerd.
Rozenburg Den Haag, Biscuitmodellen
van dekselpullen Collectie Gemeentemuseum Den Haag
Het sfeerbeeld waaraan hun ornamentiek moest voldoen, sloot eerder aan bij het
Franse art nouveau dan dat er sprake was van een intern ontwikkeld
ontwerpsysteem. Eenvoudige, strengsobere ornamentiek was doorgaans ver te zoeken
binnen Rozenburg, liever streefde men een zwierig, internationaal ogend product
na. Welbeschouwd had Rozenburg zich gemakkelijk kunnen laten meeslepen in de
koers die door de maatschappelijk bevlogen pioniers van toen werd bepaald. Meer
dan eens dienden ontwerpers met frisse, nieuwe ideeen zich immers bij de
fabriekspoort aan. Maar het lijkt er eerder op dat de directie het toenmalige
streven naar een nieuwe, nationale stijl altijd te beperkt en te benauwend heeft
gevonden. Bovendien wenste de fabriek nauwelijks of geen gelegenheid te scheppen
voor ontwerpers van buitenaf die hun eigen keramische scheppingen binnen de goed
geoutilleerde plateelbakkerij wilden verwezenlijken.
Weliswaar bestond
er de mogelijkheid om schetsjes door de eigen werknemers van Rozenburg te laten
uitvoeren, maar in een tijd waarin de kunstenaar zichzelf ook ambachtsman
waande, stuitte die werkwijze menigeen tegen de borst. Het lukte Theodoor
Nieuwenhuis (1866-1951) evenmin als Antoon Derkinderen (1859-1925) of Richard
Ronaid Holst (1868-1938). Alleen Jan Toroop (1858-1928), een goede vriend van
Jurriaan Kok, heeft op het terrein van de bouw keramiek dat privilege
incidenteel mogen proeven.
In het Haags Gemeentemuseum was tot en met 20
januari 2008 een tentoonstelling te zien over De Koninklijke Plateelbakkerij
Rozenburg. Bij de tentoonstelling verscheen een uitgebreide en rijk
geillustreerde catalogus die net als de expositie niet alleen de creatieve jaren
van Colenbrander en Kok belicht, maar evenveel aandacht schenkt aan het meer
onbekende Rozenburg.
Rozenburg Plateel uit Haagse kringen
(1883-1917)
Dit boek gaat dan ook niet alleen over de gloriejaren en de topstukken, maar
besteedt evenveel aandacht aan magere tijden, aan gemiste kansen en aan de
rest van het productie- assortiment als tegelschilderijen en tegels.
Rozenburg was ook het troetelkind van de literator Carel Vosmaer, van
Hendrik Mesdag en andere schilders van de Haagse School. Het was de
plateelbakkerij die nauw samenwerkte met de Haagse academie. Het was de
fabriek waar Jan Toorop graag met smeuige klei werkte en waar talloze
architecten de tegels voor hun gebouwen
bestelden.
Auteur :
Yvonne Brentjens Bladzijden :
280 Illustraties : 225
kleurenfoto's. Uitgever : Waanders
Uitgevers te Zwolle en het Gemeentemuseum Den Haag. Bindwijze : paperback Prijs
: 37,50 Euro