Schrijf in op onze mailing lijsten !
Wist U dat veruit de meeste items door ons verkocht worden via onze gerichte E-mail mailing lijsten? U kunt zich daarvoor gratis aanmelden.
Klik hieronder voor het dan door U in te vullen aanvraag formulier
De geschiedenis van de Rozenburg Plateel bakkerij...deel 2/3
Publicatie November 2009 Kunst & Antiek Journaal COLLECT
Tekst: Peter van Ardenne
Rozenburg eierschaalporselein
Het Rozenburg-paviljoen op de Wereldtentoonstelling te Parijs in 1900 had voor zijn bezoekers een verrassing in petto. Rechts was het bekende aardewerk opgesteld
maar links, onder een bord met het opschrift "porcelaine" stond een sierlijk, nieuw product te pronken: het eierschaalporselein.
De flinterdunne voorwerpen met hun ijle decoraties maakten grote indruk en er ontstond nog hetzelfde jaar grote vraag naar. Toch bleef commercieel succes uiteindelijk uit.
De aanschafprijs en de breekbaarheid bleken een struikelblok en de meeste serviezen en vazen hebben waarschijnlijk vooral gediend als siervoorwerp.
Een geluk bij een ongeluk, want zo is er nog wat heel gebleven voor verzamelaars.
Een nieuwe koers
Nederland kent een lange traditie in aardewerk en porselein. Delft was in de zeventiende eeuw reeds beroemd om zijn aardewerk; Amsterdam, Den Haag, Weesp en Loosdrecht
volgen in de achttiende eeuw met porselein. Aan het eind van de negentiende eeuw bloeide, onder invloed van Arts and Crafts en Jugendstil, de belangstelling voor keramiek op
en zagen tal van plateelfabrieken het licht. In 's-Gravenhage werd in 1883 door W.W.von Gudenberg (1855-1930) de N.V. Haagsche Plateelfabriek Rozenburg opgericht
om kunstaardewerk voor sier- en gebruiksdoeleinden te vervaardigen.De fabriek produceerde ondermeer vazen en borden, gedecoreerd met florale jugendstilmotieven, die met
hun overwegend donkere en ingetogen kleuren enige gelijkenis vertoonden met het werk van Fayence- en Tegelfabriek Holland te Utrecht en Wed. N.S.A. Brantjes en Co. te
Purmerend. De fabriek leverde ook naturalistische afbeeldingen, waaronder groot formaat tegelplaten en -tableaus voor de decoratie van gebouwen.
Links: Roelof Sterken, 1903; een 16 cm hoge vaas met een zeldzaam reliefdecor van een spin in haar web tussen paarse spinchrysanten.
Een jaar na de oprichting kwam Th.C.A. Colenbrander (1841-1930) als 'esthetisch leider' in dienst. Deze man, vrij algemeen gezien als de grootste vernieuwer van het Nederlandse aardewerk
van die periode, was van oorsprong architect. Hij bezorgde de Haagse plateelfabriek grote bekendheid met zijn gestileerde decors in heldere kleuren die op een (room) wit fond waren
aangebracht.Ook de modellen die hij ontwierp waren vaak opmerkelijk van vorm, zoals de geprofileerde vazen 'pullen' met punt-, ui- of tulbanddeksel. In 1889 werd von Gudenberg
door de Raad van Commissarissen ontslagen en vertrok ook Colenbrander, die na enige omzwervingen via de Plateelbakkerij Zuid-Holland te Gouda in Arnhem zou belanden.
Vrienden en bewonderaars richten hier in 1920 plateelbakkerij Ram op, waar hij zich toelegde op het decoreren van vazen met grillige motieven in vlammende kleuren.
Zes jaar na zijn vertrek bij Rozenburg en enkele tijdelijke directeuren later werd met de aanstelling van J.J. Kok de vacature vervuld. Deze architect, in 1861 te Rotterdam geboren als
Jurriaan Kok en vanaf 1899 Jurriaan Jurriaan Kok geheten, genoot zijn opleiding aan de Polytechnische School te Delft. Hij associeerde zich met een collega in Den Haag, kwam
via hem in contact met Rozenburg en werd daar rond 1894 esthetisch adviseur. In dat jaar trad hij feitelijk ook op als directeur en een jaar later volgde zijn officiele aanstelling als
algemeen directeur. Waar hij heen wilde, stond hem helder voor ogen: hij wilde weer terug naar de oorspronkelijke doelstellingen van de plateelbakkerij, die door het vertrek van
Colenbrander en de commercialisering van de Rozenburgproducten waren verwaterd.Voor het verwezenlijken ervan verliet hij de gebaande wegen en begon aan de ontwikkeling
van nieuwe modellen, vervaardigd van nieuw materiaal: eierschaalporselein.
Porselein of aardewerk
Eierschaalporselein dankt zijn naam aan de wand van de scherf die zo extreem dun is dat hij enigszins transparant is. Over de vraag of het materiaal wel echt porselein was, heeft menigeen zich
het
hoofd gebroken. Aanvankelijk ging men ervan uit dat de pigmenten van de decoraties een oventemperatuur van meer dan 1300 graden C niet konden doorstaan.Hieruit concludeerde
men dat het materiaal dus wel op lagere temperatuur moest zijn gebakken en daarom geen porselein kon zijn. Porselein- voor het eerst door Marco Polo (1254-1324) zo genoemd-
werd al in de jaren zeshonderd tot negenhonderd na Christus in China ontwikkeld. De productiewijze van dit geliefde materiaal bleef eeuwenlang in nevelen gehuld en men was op import uit Azie
aangewezen, totdat begin zeventienhonderd het Europese hardporselein door J.J. Bottger werd uitgevonden. Opmerkelijk is dat deze variant bij veel hogere temperatuur werd gebakken
dan het Chinese materiaal 1370-1460 graden C tegenover 1000-1320 graden C. Niet iedereen bleek gecharmeerd van dit harde porselein (door de Engelsen met Dresden China aangeduid) en in een aantal landen
ontwikkelde men zachter materiaal dat - naar Chinees voorbeeld - bij lagere temperaturen werd gebakken, zoals in Scandinavie, in Frankrijk (Pate Nouvelle) en in Engeland (Bone China).
Kok begon, na mislukkingen met Bone China, te experimenteren met materiaal, ontwikkeld door Prof.Dr. H. Seger te Berlijn. Welke van de twee soorten porseleinaarde hij nu uiteindelijk
gebruikte, is niet helemaal zeker. Wel werd in het fabrieksarchief de samenstelling ervan gevonden: 19% Cornwellstone, 31,6% kaolien en 49,4% beendermeel.
Met informatie uit hetzelfde archief is ook het 'geheim van Kok' ontsluierd. Om de decoraties te sparen, draaide hij de traditionele gang van zaken om en liet de biscuitbrand (van de kale
scherf) bij zeer hoge temperaturen tot circa 1500 graden C plaatsvinden, terwijl de gladbrand (van de met glazuur beschilderde scherf) bij lagere temperatuur plaatsvond.
Op grond van de baktemperaturen kan men eierschaalporselein dus als porselein kwalificeren.
Rechts: Samuel Schellink, 1911: een 19 cm hoge vaas met twee oren en een decor van een pauw op een tak en paars blauwe papaverbloemen.